
Erwin Reijers bekijkt voor de OBA de boekenkasten van schrijvers en meer of minder bekende Amsterdammers. In deze derde aflevering: de boekenkast van Oek de Jong.
‘Mijn bibliotheek is in de loop der jaren ontstaan. Ik heb negen kasten en daar wil ik het bij laten. Alleen bovenop de kasten is nog ruimte. Ik wil geen huis volgebouwd met boeken, dat vind ik niet prettig. Ik heb drieduizend boeken en dat is genoeg. Ik gebruik de boeken ook bij het schrijven, vanochtend heb ik nog Edward Albee uit de kast gerukt om er een blik in te werpen.’
Waarom deed u dat?
‘Ik heb boven een kleine kamer waar ik schrijf. Ik ben bezig met een nieuwe roman en zat middenin een ruzie tussen een man en een vrouw en moest meteen aan Wie is er bang voor Virginia Woolfdenken, dat beroemde toneelstuk van Edward Albee dat vol staat met scherpe dialogen. Op zo’n moment ren ik naar beneden en hoef ik maar een halve bladzijde te lezen om een bepaalde scherpte te proeven en de energie op te nemen van een schrijver die zo’n ruzie op hoog niveau behandelt. Albee is een toptoneelschrijver. Wás, want hij is helaas overleden.
Een bibliotheek is ook een uitdrukking van mijn persoonlijkheid. Het heeft met identiteit te maken. Als je in de kast kijkt van iemand die veel leest, dan kan je daar een hoop uit afleiden. Wat staat er wel en wat staat er niet? Als je nauwkeurig kijkt, herken je persoonlijke trekken in zo’n bibliotheek. Dus laat mij uw bibliotheek zien en ik zeg u wie uw vrienden zijn.’
Is úw persoonlijkheid in de loop der jaren veranderd wanneer u naar uw bibliotheek kijkt?
‘De basis blijft hetzelfde denk ik, maar het interessante is dat die persoonlijkheid zich steeds meer uitkristalliseert. Lang geleden ben ik begonnen met Flaubert, de schrijver van Madame Bovary. Dat vond ik meteen geweldig. Maar ik ben niet iemand die vervolgens in één keer zijn complete oeuvre verslindt. De liefde voor een schrijver wordt bij mee eerst vastgesteld en breidt zich in de loop der jaren langzaam uit. Na Madame Bovary heb ik De leerschool der liefde gelezen, en nog weer later zijn brieven en jeugdwerk. Je kennis van zo’n schrijver verfijnt zich steeds meer. Je wilt steeds dieper in zo’n oeuvre doordringen en dat is eigenlijk wat zo’n boekenkast laat zien: hoe een smaak groeit en zich ontwikkelt.’
Mag een schrijver in een boek alles zeggen?
‘Een romanschrijver moet zo diep mogelijk in de werkelijkheid doordringen. Zoveel mogelijk laten zien van wat mensen beweegt. Diep afdalen in de krochten van de menselijke geest en nergens voor terugdeinzen. Alles wat er aan gruwelijks in mensen aanwezig is moet je laten zien. Dat vind ik het belangrijkst. En dan vind ik het eigenlijk niet eens van belang dat je kan zeggen wat je wilt. Natuurlijk moet je in een roman een personage dingen kunnen laten zeggen die andere mensen tegen de borst stuiten en niet jouw mening zijn. Een bekend geval op dat gebied is Mystiek lichaam van Frans Kellendonk. In dat boek maakt een oude vrekkige man allerlei platte anti joodse en antisemitische opmerkingen. Daar is Kellendonk enorm op aangevallen maar het is niet zíjn mening. Het is een personage die het zegt.
Ik vind dat er wat taal betreft in Nederland een enorme verruwing en vergroffing gaande is die ik als zinloos ervaar. Dat heeft helemaal niets te maken met de vrijheid van meningsuiting. Een tijd geleden kwam ik een mooie uitspraak tegen van Joseph de Maistre, een denker uit de 18e eeuw, die zei: “Het verval van een samenleving manifesteert zich in het verval van de taal”. Als je mentaal achteruit gaat, raakt ook je taal in verval. En dat is wat er op dit ogenblik gebeurt. Dat heeft natuurlijk vooral te maken met de opkomst van social media: iedereen kan tegenwoordig zijn mond opentrekken en dat aan iedereen laten zien. Dat is natuurlijk altijd zo geweest, maar dat was vroeger beperkt tot het café en de straat en nu lees je dat allemaal op internet.’
Uw kasten staan vol grote namen: Tolstoj, Joyce, Proust. Waarom zou iemand vandaag de dag Ulysses moeten lezen?
‘Om te zien waartoe literatuur in staat is en wat je allemaal kan doen in een roman. Ulysses is een pakhuis van literaire technieken en stijlen. Ieder hoofdstuk is in een andere stijl geschreven. Het heeft bijvoorbeeld ook een satirisch element. In één van de hoofdstukken parodieert Joyce de stijl van damesbladen. Leopold Bloom, één van de mooiste personages uit de literatuur, komt op een strand, ziet daar mooie meisjes, stopt zijn hand in zijn broekzak en gaat masturberen. Maar het grappige is dat Joyce dat hele hoofdstuk in de stijl van de toenmalige damesbladen heeft geschreven. (lacht) Joyce is een bijzonder geestige auteur. Maar Ulysses is een boek als een berg: die beklim je en dat kost tijd.
Ik heb het op mijn vijfentwintigste voor het eerst geprobeerd maar dat was echt ploeteren en ik heb het toen niet uitgekregen. Twintig jaar later lukte het wel en ben ik verliefd geworden op dat boek. Je moet het langzaam maar zeker veroveren. Ulysses is een boek zoals andere toppers als De goddelijke komedie van Dante. Het kan best zinvol zijn om daar op jonge leeftijd aan te beginnen, maar het zijn boeken voor een rijpere leeftijd. Maar dan gaan ze ook de rest van je leven mee.’
Welke Nederlandse auteur zou u willen aanraden?
‘Maria Dermoût. Zij leefde van 1880 tot 1962 en is beroemd geworden met De tienduizend dingen. Verdriet is de grondtoon van haar werk. Ze leefde in Nederlands-Indië en verloor vroeg in haar jeugd haar moeder. Haar vader had bijvrouwen, Indische vrouwen, dat was toen heel gewoon. De moeder van Maria is waarschijnlijk door één van die vrouwen vergiftigd. Na de dood van haar moeder heeft ze een tijdlang heen en weer gereisd tussen Nederland en Indië om hier een schoolopleiding te volgen. Ze was eigenlijk altijd alleen: los van haar vader, zonder moeder en opgevoed door Baboes. Ze is getrouwd met de handschoen zoals dat heet, uitgehuwelijkt in feite. Met een man die ze niet kende, meneer Dermoût, een jurist die de hoogste rechter in Nederlands-Indië werd. Ze was toen een grande dame met grote huizen en veel personeel. In de jaren dertig is ze teruggekomen naar Nederland en begonnen met schrijven en publiceren. Ze was toen al zestig. Ze is toen in vijftien jaar tijd heel beroemd geworden. De tienduizend dingen is wereldwijd vertaald. Nu gebeurt dat vaker maar destijds was dat heel bijzonder.’
Lees je dat verdriet terug in haar werk?
‘Couperus heeft eens gezegd dat wanneer je als kind eenzaam bent geweest, je daar de rest van je leven iets aan overhoudt. Dat je verder leeft met een soort ontroostbaarheid, een verdriet dat nooit meer weggaat. Dat zie ik ook in het werk van Dermout. Die eenzaamheid omdat ze heen en weer reisde tussen Indië en Nederland. Later kwam haar zoon om in een Jappenkamp. Door die voortdurende scheidingen voel je dat verdriet de grondtoon is van haar werk en dat ze allerlei manieren zoekt om te berusten, of om dat verdriet de baas te worden. Dermoût vind ik echt een aanrader. Ze is een fantastisch verteller. Ze schrijft flitsend en neemt je mee.’
Huilt u wel eens om boeken?
‘Nee eigenlijk niet. Een boek kan mij wel ontroeren. Dat had ik bijvoorbeeld toen ik de eerste zestig bladzijden van Onderwereld las. Onderwereld is een roman uit 1997 van de Amerikaanse schrijver Don DeLillo. In de proloog van die roman beschrijft hij een legendarische honkbalwedstrijd in 1952 tussen de Dodgers en de Giants. Hij doet dat via een aantal personages. Hij begint met een veertienjarige zwarte jongen uit Harlem die buiten het stadion staat te wachten. Een straatarme jongen die op een gegeven moment over de hekken springt en zo zonder kaartje het stadion binnen komt. Maar je hebt ook Edgar Hoover, de directeur van de FBI, Frank Sinatra en twee beroemde televisiekomieken. Een ander personage is een radioverslaggever. Het is net een film die je ziet. Van het ene shot naar het andere, van het ene personage naar het andere, met close ups, long shots en ondertussen volg je ook nog de wedstrijd. Dat vond ik zó fantastisch gedaan. Toen ik die zestig bladzijden uit had, had ik tranen in mijn ogen. Dat heeft te maken met topkwaliteit. Als ik iets tegenkom dat ik zó fantastisch vind dan word ik daar helemaal gelukkig van. Dan krijg ik tranen in mijn ogen van opwinding en ontroering.’
Bent u dan jaloers?
‘Ik kan goed bewonderen. Ik vind dat iets vanzelfsprekends. Er zijn veel schrijvers die niets lezen wanneer ze met een roman bezig zijn omdat ze bang zijn dat ze worden beïnvloed. Ik doe het omgekeerde: als ik aan een roman werk, trek ik juist de allerbeste schrijvers uit de kast.’
Stel er breekt brand uit welk boek neemt u dan mee?
‘Als ik bij brand een boek mee kan nemen, kijk ik niet naar mijn favorieten want die zijn vrijwel allemaal vervangbaar. Hier heb ik iets wat onvervangbaar is. (Wijst naar een ingebonden rijtje boeken in de kast.) Dit zijn vier in leer gebonden delen van Herman Gorter. Gorter is één van mijn grote poëzie liefdes geweest. Deze vier, in leer gebonden uitgaven heb ik van een vriend gekregen. Het is een gesigneerde privé uitgave van Gorter uit 1916. Gorter ging als voorman van de socialistische partij wel eens op de fiets naar Twente. Hij sprak dan eerst de arbeiders toe maar logeerde daarna wel bij rijke mensen. (lacht) Dit heb ik gekregen van Just Bendien, een zoon van één van die rijke mensen. Een bekend psychiater in Amsterdam die merkte dat ik heel erg van Gorter hield. Dit stond ergens bij hem op zolder. Op een gegeven moment kwam hij ermee naar beneden en vroeg of ik het wilde hebben. Dus als er brand uitbreekt neem ik dit mee: vier op leer gebonden delen Herman Gorter met handtekening. Een privé uitgave die Gorter maakte voor zijn vrienden. Dat is echt onvervangbaar.’
Video en foto’s: Tessa Posthuma de Boer
Bekijk de video:
https://www.youtube.com/watch?v=lY3ehV7rUww